Cover: Wageningen University and Research Campus, Van Gooien.

Figuur 1. Dr. Pytrik Reidsma. Universitair hoofddocent plantaardige productiesystemen aan aan Wageningen Universiteit.

Peter Rindt

Pytrik Reidsma
Stikstofcrisis - Interview Pytrik Reidsma
Het debat over de stikstofcrisis is nog in volle gang. We spreken met Dr. Pytrik Reidsma, universitair hoofddocent aan Wageningen Universiteit. Zij is origineel opgeleid in de milieuwetenschappen aan de Universiteit Utrecht, heeft haar doctoraat gehaald met een thesis over adaptatie aan klimaatverandering in de Europese landbouw, en is nu expert op het gebied van plantaardige productiesystemen. Ze adviseert zowel overheden als industriële bedrijven. In haar visie is de huidige stikstofcrisis een probleem van het gehele voedselsysteem, waarin boeren, banken, overheden, supermarkten, industrieën, en burgers van elkaar afhankelijk zijn. Een oplossing zal dan ook moeten komen vanuit het verbinden van al die partijen.

Figuur 1. Dr. Pytrik Reidsma. Universitair hoofddocent plantaardige productiesystemen aan Wageningen Universiteit.
Wat is nu precies het probleem?
[Peter:] Hi Pytrik. Er is van alles aan de hand. We horen in het nieuws over een biodiversiteitscrisis, een stikstofprobleem, en boze boeren. Wat is nu precies het probleem?
[Pytrik:] In Nederland is de landbouw eigenlijk gewoon te intensief. Hij is ook heel efficiënt, maar uiteindelijk hebben we teveel dieren in Nederland. Doordat we zoveel dieren hebben in Nederland, importeren we heel veel stikstof (dat zit in veevoer, maar natuurlijk ook in kunstmest). Dat komt allemaal Nederland in, en dat moet er ergens weer uit. Planten en dieren hebben stikstof nodig om te groeien, maar er zijn altijd verliezen. Je kunt al die stikstof wel efficiënter gebruiken dan dat we nu doen, maar het houdt een keer op. Daar is een grens aan, en dat weten we al 40 jaar. Wat er uiteindelijk gebeurt is, is dat het korte termijn economische belang altijd voorop is gekomen.

Figuur 2: Stikstofkringloop in Nederland in 2020. De dikte van de lijnen geeft de hoeveelheid stikstof in de stromingen aan. De verliezen naar de lucht (rood) en naar de bodem (oranje) zijn de stikstofstromen die ophopen in Nederland, en die dus uiteindelijk schade veroorzaken in de natuur. Het totale verlies in 2020 was 307 miljoen Kg stikstof. Dat is bijna de helft van de totale import van 669 miljoen Kg. Diagram gebaseerd op origineel van CBS.
Een gerelateerd probleem is dat boeren eigenlijk alleen nog maar een inkomen kunnen halen door groter te worden. Je hebt continu de vraag: ga ik uitbreiden, meer koeien, meer hectares, andere activiteiten ontwikkelen? Of wordt ik intensiever? Dus kan op een zelfde stuk grond meer produceren? Of je moet stoppen. Maar je kunt eigenlijk nooit gewoon doorgaan zoals het is.
[Peter:] Hoe kan dat dan?
[Pytrik:] Het beleid zegt bijvoorbeeld: “ammoniak emissies in de veehouderij moeten worden vermindert, dus jullie moeten allemaal luchtwassers aanschaffen” (dus er worden wel milieumaatregelen genomen). Vervolgens worden boeren gedwongen om deze aan te schaffen. Dat kost veel geld. Vervolgens zegt de Rabobank “wij willen wel een nieuwe stal voor je financieren, maar dan moet je ook uitbreiden qua aantal koeien, want anders kan het niet uit.” Uiteindelijk voldoe je dan als boer aan de nieuwe milieueisen. Dan vind je zelf ook dat je goed je best hebt gedaan, want je hebt geïnvesteerd, je hebt nagedacht, je moest met de bank om tafel, je zit diep in de schulden. En nu zegt de overheid: “ja leuk, al die investeringen die jullie hebben gedaan. Jullie hebben wel heel hard je best gedaan. Maar nu gaan we het toch anders aanpakken. Nu moeten er minder dieren komen.”
Die stikstofdoelen, die zijn ook nodig. Maar je kunt niet eerst boeren allemaal maatregelen laten nemen, die door de bank gefinancierd moeten worden, en dan zeggen: nu moet alles anders.
Er is gewoon een gebrek aan visie.

Figuur 3: De vicieuze cirkel die onstaat met een beleid gefocust op technologie, banken die alleen krediet kunnen verstrekken als bedrijven groeien.
Figuur 2: Stikstofkringloop in Nederland in 2020. De dikte van de lijnen geeft de hoeveelheid stikstof in de stromingen aan. De verliezen naar de lucht (rood) en naar de bodem (oranje) zijn de stikstofstromen die ophopen in Nederland, en die dus uiteindelijk schade veroorzaken in de natuur. Het totale verlies in 2020 was 307 miljoen Kg stikstof. Dat is bijna de helft van de totale import van 669 miljoen Kg. Diagram gebaseerd op origineel van CBS.
Wat is het voedselsysteem van de toekomst?
[Peter:] Naar wat voor een voedselsysteem zouden we toe moeten om deze problemen op te lossen? Wat is jouw visie?
[Pytrik:] Er zijn verschillende milieugrenzen waar we binnen moeten blijven, zodat we niet teveel bijdragen aan klimaatverandering, de biodiversiteit op peil blijft, niet teveel pesticiden gebruiken, et cetera. Ondertussen moeten we ook zorgen dat boeren een inkomen kunnen verdienen, ze moeten een duurzaam perspectief hebben. Daarnaast willen we dat het platteland leefbaar blijft. Als de vicieuze cirkel van steeds groter wordende bedrijven doorgaat, en als je op een gegeven moment alleen nog maar een paar supergrote boeren hebt die alleen nog maar super efficiënt en super milieubewust werken, dan zijn de scholen weg, en de samenhang, en de leefbaarheid. Dit proces is nu al duidelijk zichtbaar in veel plattelandsgebieden in Europa.
Er wordt in Nederland op dit moment al veel gepraat over kringlooplandbouw. Iedereen verstaat hier echter iets anders onder. Ik denk dat we in eerste instantie op nationaal niveau en met de landen om ons heen, zoveel mogelijk moeten kijken hoe we kringlopen kunnen sluiten. Daarbij hoort in principe dat je zo’n 50% minder vee kunt houden, en dat vee zou je dan allemaal lokaal moeten kunnen voeren.
Niet alle kringlopen kun je echter op dit niveau sluiten. Als je bijvoorbeeld koffie wilt blijven drinken: dat kunnen we niet hier verbouwen. Er zijn dus verschillende schaalniveaus waarop je voedselketens kunt sluiten.
[Peter:] OK, maar wat betekent dit nu praktijk?
[Pytrik:] In het algemeen denk ik dat het goed is om extensiever te boeren. Dit geldt vooral voor de veehouderij; binnen de akkerbouw zetten we in op duurzame, of ecologische, intensivering. Het is niet altijd nodig om minder te produceren, het is vooral nodig om minder inputs te gebruiken (zoals mest). Want hoe meer voedsel je van een bepaalde hectare kan halen, hoe minder land je ergens anders nodig hebt, zodat je daar een groot natuurgebied kan overhouden. Dat hoeft niet per se biologisch. Het probleem met extensieve landbouw, waar de opbrengst een stuk lager is, is dat je meer land nodig hebt. Wat betreft veeteelt: gewassen direct produceren voor menselijke consumptie is veel efficiënter dan deze eerst gebruiken als veevoer en vervolgens dierlijke producten te eten. Dieren kunnen wel gras en afvalstromen efficiënt omzetten, dus dieren kunnen wel een rol spelen in een duurzaam voedselsysteem. We kunnen dus met veel minder dieren toe, maar dan zal de consument zich ook aan moeten passen.
We hebben voedsel nodig om de mens te kunnen voeden, en in sommige delen van de wereld blijft de bevolking groeien. De vraag is: produceren we voedsel zo intensief mogelijk zodat elders zoveel mogelijk natuur gespaard wordt, of extensiever, zodat we landbouw met natuur kunnen verweven? Wat betreft de eerste optie: wat is zo intensief mogelijk? Want als je veel pesticiden en kunstmest gebruikt, dan heeft dat ook weer negatieve invloed op de natuur. Dus dan kun je wel grotere natuurgebieden hebben, maar die leiden daar nog steeds onder.
In Nederland, maar ook elders, hebben we een grote diversiteit aan type boeren. We zouden meer sturing kunnen geven aan wat waar mogelijk is, en boeren perspectief bieden binnen deze mogelijkheden. In Flevoland heb je bijvoorbeeld goede vruchtbare gronden. Daar is intensievere landbouw geschikt, waar boeren dus wel voor de export of voor bulk producten produceren. Terwijl je op andere plekken, bijvoorbeeld op zandgronden waar meer risico is op uitspoeling van stikstof en fosfaat naar natuurgebieden, meer biologisch of ecologisch teelt,. Ook kassen en intensieve veeteelt, de echt industriële landbouw kunnen we concentreren in bepaalde gebieden. Nu hebben we eigenlijk overal nog alles.
Herbebossen?
[Peter:] Nu is een belangrijk deel van het probleem dat we de natuur in Nederland moeten beschermen. Kunnen we er om heen dat we moeten herbebossen?
[Pytrik:] De Nederlandse natuur die we willen beschermen, bestaat niet alleen uit bossen. Het belangrijkste is dat er teveel stikstof neerslaat, waardoor bepaalde planten, zoals brandnetels en bramen, de overhand krijgen, en zeldzame planten verdringen. Dit heeft weer invloed op de rest van het ecosysteem. Het is dus belangrijk dat de stikstofuitstoot relatief snel naar beneden gaat. Aan de ene kant heeft de landbouw hier al veel aan bijgedragen. Aan de andere kant is het nog niet genoeg. Daarnaast is het de vraag welke biodiversiteit we willen. Het type biodiversiteit dat je hebt in bossen of andere natuurgebieden is anders dan in extensieve landbouwgebieden. Extensieve landbouw kan bijvoorbeeld leiden tot meer weidevogels, of meer bijen. Maar als je grote beesten wilt hebben, zoals edelherten in Nederland of olifanten in Kenia, dan heb je een groot natuurgebied nodig.
[Peter:] Ah OK. Dan gaat een biologische akker niet werken, want dan wordt al je sla platgestampt door een olifant?
[Pytrik:] Een olifant stampt niet alleen biologische akkers plat, olifanten gaan per definitie slecht samen met landbouw. Natuur inclusieve landbouw betekent vooral landbouw met kleinschalige natuur. Voor grootschalige natuur heb je gebieden nodig waar de mens een marginale rol speelt.
Wat we echter ook moeten beseffen, is dat Nederland een vlak land is, waar in principe overal landbouw mogelijk is, het overal bewoonbaar is en van alles gedaan kan worden. Terwijl je in andere landen veel bergen hebt en allerlei andere gebieden waar mensen überhaupt niet zijn. Dat is ook waarom er in Nederland zoveel druk op de natuur zit. Bijna nergens anders in de wereld is de grond zo vruchtbaar. Dat kan dus een reden zijn om te zeggen: je kunt beter in Nederland intensieve landbouw hebben zodat je ergens anders, in Frankrijk of in Polen, juist de natuur kunt behouden. In Polen is er nog een oerbos, en met de huidige opbrengsten, hebben ze daar twee keer zoveel land nodig om dezelfde hoeveelheid voedsel te verbouwen als wij in Nederland nu produceren.
Toch technologische oplossingen?
[Peter:] We horen ook dat er weer gepraat wordt over technologische oplossingen. Hoe zit het daar nu precies mee?
[Pytrik:] Onder andere de LelySphere kwam in het nieuws. Lely stelde dit voor als een belangrijke technologische oplossing, samen met FrieslandCampina en de Rabobank, allen grote spelers in de melkveehouderij. Wat zij zeggen is dat we de stallen iets moeten aanpassen, zodat de mest beter kan worden gescheiden van de urine. Ammoniak komt namelijk gedeeltelijk vrij doordat mest gemengd wordt met de urine. Vanuit die gescheiden dierlijke mest maken ze nieuwe precieze meststoffen. In dierlijke mest zitten in principe alle nutriënten die gewassen nodig hebben, stikstof, fosfaat, kalium, micronutriënten, maar ook organische materialen die de bodem weer kunnen verbeteren. Maar, het is moeilijk af te stemmen op de gewasgroei. Denk aan mensen: jij hebt net wat meer eiwitten nodig, ik misschien wat meer koolhydraten, dat hangt net maar af van wat je doet. En als je dus wilt dat je gewas goed wordt bemest, dan is kunstmest handiger, want dan kun je precies geven wat een gewas nodig heeft. Dus wat betreft precisiebemesting kan de LelySphere goed werken. Ondertussen zeggen ze ook 70% van de ammoniak uit de lucht te halen, en ammoniak is wat uiteindelijk neerslaat in de natuurgebieden. In de veehouderij zie je ook steeds meer biogas installaties. Deze maken zowel energie als ook mest producten, op een vergelijkbare manier als met de Lelysphere.
Dus er is op zich niks tegen zo’n innovatie. Het is goed is dat boeren ook dit soort innovaties gaan gebruiken. Dat is onderdeel van een meer circulair systeem.
Maar we moeten niet zeggen dat we dan gewoon door kunnen!
Er zijn andere problemen met vee. Koeien stoten ook methaan uit, dus ze dragen ook bij aan klimaatverandering. Daarnaast kunnen niet alle boeren continu verder intensiveren en uitbreiden. Dat systeem is onhoudbaar. Over 10 jaar zijn alle boeren nog twee keer zo groot, en dan nog twee keer, en op een gegeven moment hebben we nog 1 boeren bedrijf over? Er is een moment waarop het stopt.

Figuur 4: Een stal in Duitsland met een speciale vloer. Mest en urine vallen door de spleten en worden daana gescheiden, voordat de mest naar een biogas installatie gaat. Foto van Susana.
Wat moeten we nu?
[Peter:] Als jij minister was, wat zou je dan doen?
[Pytrik:] Communicatie. De minister moet toegeven dat er fouten zijn gemaakt en helder zijn over de feiten en haar toekomstvisie. We weten al heel lang dat dit probleem bestaat. Dus ze moet uitleggen dat er een probleem is met de stikstofuitstoot, biodiversiteit, maar ook met klimaatverandering, en dat de veeteelt daar een belangrijk aandeel in heeft. Niet verwijzen naar EU regels, maar wat er nodig is voor een duurzame toekomstbestendige landbouw. Vervolgens moet de minister excuses aanbieden voor het feit dat het beleid zo gezwabberd heeft, en de boeren laten zien dat ze echt luistert. De boeren hebben helemaal gelijk dat het ze nu overvalt, en dat de overheid fouten heeft gemaakt. Het steekt de boeren ook dat het op Schiphol hartstikke druk is, en dat er van de luchtvaart en de burger nog geen aanpassing wordt gevraagd. De boeren die ik spreek beginnen daar over. Dat frustreert ze heel erg. Dus communicatie is belangrijk. En we moeten ook positieve dingen benadrukken, er zijn echt veel boeren die ontzettend hun best doen.
Vervolgens moet de minister wel juist de link zoeken met die andere partijen, en niet accepteren dat die niet mee willen praten. Remkes heeft eerst gesproken met de boeren, toen met natuurorganisaties, en toen heeft hij ook de ketenpartijen (o.a. supermarkten) uitgenodigd. Veel van die ketenpartijen hebben afgezegd. Dat is natuurlijk heel zwak. Ze zeggen dat het niet hun probleem is, en doen naar de boeren alsof ze achter hen staan. Maar het is wel het probleem van de boeren dat zij niet meewerken. De Rabobank heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd en krediet verleend aan boeren om grotere stallen te bouwen. En die hebben ook eisen gesteld dat die bedrijven groter moesten worden. Ondertussen zijn er boeren die juist biologisch wilden worden, of anderzijds op een duurzamere manier wilden gaan werken, maar deze wees de Rabobank vaak af omdat het verdienmodel niet duidelijk was. Veel boeren zitten in de schulden met een bedrijf dat niet toekomstbestendig is, en ondertussen wil de Rabobank geen nieuwe kredieten verstrekken “vanwege de onzekere toekomst”. Terwijl juist nu de Rabobank moet helpen om de transitie te bewerkstelligen. Ondertussen zullen de verwerkende industrie en supermarkten boeren meer moeten betalen voor wat ze produceren. De boer krijgt nog geen tiende van wat de consument er voor betaalt.
[Peter:] En wat kunnen wij als burger of als consument in de supermarkt doen? Minder vlees eten en biologisch?
[Pytrik:] De landbouw zal moeten veranderen, maar ook wij als consument. Dus ons dieet aanpassen. Het is deels terecht wat boeren zeggen: als wij minder vee houden, dan wordt het geïmporteerd en dan wordt het probleem alleen maar erger, want in het buitenland zijn ze minder efficiënt dan wij. Dat is ook zo, als wij allemaal net zoveel vlees blijven eten. Als ze in Duitsland, Frankrijk, en België ook allemaal net zoveel vlees blijven eten. Dus de consument zal ook moeten minderen.
Ik denk niet dat alles altijd per sé biologisch moet, maar ik denk dat het inderdaad goed is om wat meer biologisch te eten dan dat we nu doen.
Daarnaast moeten we ook zorgen dat we minder afval overhouden, want 30% van wat er geproduceerd is wordt weggegooid. Vooral thuis heel veel, maar ook in restaurants. Mensen hebben vaak geen besef meer dat zo’n aardappel het hele groeiseizoen heeft gegroeid. In het begin heb je een klein pootaardappeltje, daar groeien een heleboel aardappelen uit, en dan heb je een maaltijd. Aan het eind van de maaltijd smijt je de helft in de container. Dat is eigenlijk waanzin.
In die context: het is ook niet alleen maar naar de supermarkt gaan en alles in je mandje gooien. Kijk eens om je heen. Koop eens wat bij een lokale boer of een lokale groentetuinder. Zoek die verbinding. Wat betekent het eigenlijk om voedsel te produceren? Als je dan bij lokale boeren koopt, en zeker als je dan nog een praatje maakt, dan snap je beter wat er gebeurt. Het is voor jou ook nog vaak goedkoper en voor de boer levert het ook nog veel meer op. Dan help je zowel jezelf als de boer.
[Peter:] Mooie afsluiter. Je kan niet alles lokaal kopen. Voor eieren naar die ene boer, voor wortels naar die andere, en dan nog naar de kassen. Maar zelfs als je af en toe lokaal koopt steun je elkaar financieel en ook emotioneel. Zeg ik dat goed?
[Pytrik:] Jazeker. Het is heel makkelijk om te zeggen dat de boeren het anders moeten doen, maar we moeten het zelf, met hen samen, ook anders doen. Die verbinding helpt echt.

Figuur 5. Landwinkel Bij Snoek. Kopen bij een landwinkel is financieel voordelig voor de boer en vaak ook voor de consument. Daarnaast creëert het een verbinding en begrip waardoor boeren en consumenten elkaar kunnen steunen met het verduurzamen. Foto van G. Lanting.

Figuur 5. Landwinkel Bij Snoek. Kopen bij een landwinkel is financieel voordelig voor de boer en vaak ook voor de consument. Daarnaast creëert het een verbinding en begrip waardoor boeren en consumenten elkaar kunnen steunen met het verduurzamen. Foto van G. Lanting.